EEN ‘MODELKOLONIE’

Doopsel van de 7de zoon in een Congolese familie die Boudewijn wordt genoemdCirca 1960
Coll. KMMA

Na de Tweede Wereldoorlog legt het tienjarenplan van juni 1949 (Plan décennal pour le développement économique et social du Congo belge) de nadruk op de economische en sociale ontwikkeling van de kolonie. Datzelfde jaar richt de koloniale administratie Inforcongo op, het Informatie- en Documentatiecentrum van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi. In de beelden die Inforcongo verspreidt, lijkt het leven in Belgisch Congo wel 'een lange, kalme rivier'. Die beelden, die nog altijd de hedendaagse perceptie van de kolonisatie markeren, tonen een 'modelkolonie', waar de gekoloniseerden lachen en gelukkig en veilig zijn. De realiteit is echter complexer en genuanceerder. Zo zijn de effecten van de economische ontwikkeling ongelijk. Vooral het platteland wordt verwaarloosd en de verplichte marktteelten, corveediensten en harde levensomstandigheden leiden tot een plattelandsvlucht die op haar beurt problemen creëert in de stad. Arbeiders in steden en industriecentra klagen over te lage salarissen en over woningen die niet aan hun noden zijn aangepast; 'évolués' eisen gelijk loon voor gelijk werk; in Kasaï verwijten Bena Lulua de koloniale administratie Baluba voor te trekken; in Leopoldstad en in de industriecentra van Katanga voelen zij die zich beschouwen als ‘autochtoon’ dat ze bedreigd worden door de aanwezigheid van 'immigranten'. De koloniale elite is erop bedacht de dominante positie van de Belgen in Congo te verstevigen en wil de kolonie hervormen volgens het model van een Belgisch-Congolese gemeenschap. De koloniale problemen herleidt ze echter al te vaak tot persoonlijke geschillen tussen 'blanken' en 'zwarten', terwijl ze de juridische en administratieve ongelijkheden loochent waarop hun relaties stoelen.